knekel
- kne·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knekel | knekels |
verkleinwoord | knekeltje | knekeltjes |
- een bot van een dood persoon
- De rioolwerkers hebben de knekels overhandigd aan Gerrit Key, die vanuit zijn kantoortje op het plein de verhuur van de kerk organiseert. Key verzamelt de botten en de werklui voorzien hem telkens van nieuwe vondsten - een flinke doos vol inmiddels. De exploitant van de kerk nam contact op met Bureau Monumenten en Archeologie, maar kreeg te horen dat men er geen belangstelling voor heeft, tenzij er een compleet skelet zou worden gevonden.[4]
- Duizenden botten lagen 430.000 jaar lang onaangeroerd in Sima de los Huesos, de Knekelput. Inmiddels hebben Spaanse archeologen deze grotkamer onder de heuvels van Atapuerca in noord-Spanje volledig binnenstebuiten gekeerd. Bij elkaar vonden ze 6.700 menselijke botten en tanden, waaronder twee prachtige schedels.[5]
- Het woord knekel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knekel" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "knekel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ knekel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Fanta Voogd 1 april 2017
- ↑ NRC Lucas Brouwers 19 maart 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be