• kneed·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kneedbaar kneedbaarder kneedbaarst
verbogen kneedbare kneedbaardere kneedbaarste
partitief kneedbaars kneedbaarders -

kneedbaar

  1. wat door bewerken met de handen soepel gemaakt kan worden
    • Laat het mengsel koken tot een theelepeltje stroop in een glas water een balletje vormt dat nog kneedbaar is met de vingers. [1]  
  2. als iemands mening of gedrag zich kan aanpassen
    • Oudere arbeidskrachten zuchten onder vooroordelen - ze zouden vaker ziek zijn, minder kneedbaar en te duur. [2]  
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Janneke Vreugdenhil NRC 4 september 2015
  2. Wouter van Cleef NRC 10 mei 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be