klunen
- klu·nen
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘met ondergebonden schaatsen lopen’ voor het eerst aangetroffen in 1941 [1]
- Het woord komt oorspronkelijk uit het Fries.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
klunen /'klynə(n)/ |
kluunde /'klyndə/ |
gekluund /ɣəklynt/ |
zwak -d | volledig |
klunen
- inergatief, (sport) (bij het schaatsen) op schaatsen over de wal lopen
- Er moest gekluund worden.
- ergatief, (sport) ergens al klunend heengaan
- Haar tien kilometer bleek helemaal niet langs Spijkerboor te gaan en ze was vanwege blaren op sokken over ijs en land naar het volgende dorp gekluund.
- inergatief, (sport) (bij het kanoën) de kano overdragen op plaatsen waar er obstakels in het water liggen
- Het woord klunen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klunen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "klunen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be