• kloot·han·ne·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kloothannesen


onvolledig

kloothannesen

  1. (vulgair) vervelend doen, een onaangename taak verrichten, aanrommelen
    • Sta toch niet zo te kloothannesen! 

de kloothannesenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kloothannes
    • Erg is dat niet, want mannen zijn toch al zo dominant aanwezig in onze taal, zelfs als je alle kloothommels, kloothannesen, klotenbibbers, klotenklappers en klootzakken buitensluit.  [1]