• kloos·ter·le·ven
enkelvoud meervoud
naamwoord kloosterleven
verkleinwoord

het kloosterleveno

  1. (religie) de de stille, teruggetrokken manier van leven in een klooster
     Ook broeder Philippus, 60 jaar in het klooster, snapt wel dat jongeren niet voor het kloosterleven kiezen. "De taal die wij bezigen, onze gebruiken." Philippus snapt dat dat de jeugd niet aanspreekt.[2]
     Opgepakte maffiabaas leidde 'geen kloosterleven' en hield van dure spullen[3]
  2. alles wat er gebeurd in een klooster
     Mooi aan het kloosterleven vindt Magielse de gemeenschapszin. "Je deelt je leven met gelijkgestemden." Hoewel hij vandaag pas de zogeheten eeuwige geloften aflegt, woont Magielse al vier jaar in het klooster - dat hoort bij de intredingsprocedure (zie ook tekstkader).[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'De jeugd weet niets meer van de kerk, laat staan van een kloosterorde'” (10 januari 2017, 20:44), NOS
  3.   Weblink bron “Opgepakte maffiabaas leidde 'geen kloosterleven' en hield van dure spullen” (17 januari 2023, 20:25), NOS
  4.   Weblink bron “Journalist wordt kloosterbroeder: 'Mijn habijt leidt tot mooie gesprekken'” (7 september 2019, 11:00), NOS