Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klooi klooien
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de klooiv / m

  1. kloot
  2. (scheldwoord) stuntel
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
klooien

klooi

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klooien
    • Ik klooi. 
  2. gebiedende wijs van klooien
    • Klooi! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klooien
    • Klooi je? 

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen