Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klok·ken·lui·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

klokkenluiden

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klokkenluiden


onvolledig
  1. inergatief openbaar maken van geobserveerde misstanden
     Op 22 augustus 2002 gaat de parlementaire enquête van start. Bos zelf wordt ook gehoord. Bos komt, door zijn rol als klokkenluider, niet meer aan een baan; in de bouwwereld wordt hij persona non grata. Hij ontvangt geen schadevergoeding voor zijn klokkenluiden en moet zijn huis in Limmen te koop zetten.[1]
     "Snowdens grootste angst was dat zijn klokkenluiden niet zou leiden tot verandering", zegt Assange. "Nu beginnen veranderingen vorm te krijgen."[2]
  2. inergatief laten beieren van luidklokken
     Van deze man weten we hoezeer Pastoors-Louis, onder welke benaming hij in Helden doorging, het kosteren in het bloed zat en hoeveel vreugde hij aan het handlangeren in de kerk beleefde; aan klokkenluiden en orgeltrappen, zowel als aan misdienen en sieren.[3]
      Filips had niet daarom vrede gemaakt met de gansche wereld, opdat de Nederlanders zouden mastklimmen en klokkenluiden, of bloemen strooien op zijn pad gedurende een kort feestgetij, om daarna weder aan hunne bezigheden te gaan. Hij had vrede gemaakt met de gansche wereld, om onbelemmerd de ketterij te kunnen bestrijden, en deze aartsvijandin had haren zetel in de Nederlanden opgeslagen.[4]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Klokkenluider Bos niet vervolgd” (Maandag 18 november 2013, 12:54), NOS
  2.   Weblink bron “Assange juicht plannen Obama toe” (Zaterdag 10 augustus 2013, 21:32), NOS
  3.   Weblink bron “Pastoor-deken Tijssen van Sittard. De man met de rozenkrans.” (1957), J.J. Romen en Zonen Uitgevers, Roermond / Maaseik, p. 38
  4. J.L. Motley (vert. R.C. Bakhuizen van den Brink)
    “De opkomst van de Nederlandsche Republiek. Deel 1.” (1878), Van Stockum, Den Haag, p. 87/88 op nrc.nl