kloet
- kloet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kloet | kloeten |
verkleinwoord |
de kloet m
- vaarboom, lange stok voor het voortbewegen van een boot
- Als 't op het uiterste komt en de Koning mij noodig heeft, ziedaar, dan laat ik roer en kloet liggen en grijp mede een geweer; en God dank, er zijn er duizenden, die er net zoo over denken als ik.[3]
- bal, kogel, kloot
- [1] schippersboom
vervoeging van |
---|
kloeten |
kloet
- Het woord kloet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kloet" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Etymologiebank
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Arnhemsche courant 3 maart 1831
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be