Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kli·maat·scho·lier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klimaatscholier klimaatscholieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de klimaatscholierm

  1. scholier die actievoert om de regering aan te zetten tot meer activiteiten die de opwarming van de aarde tegengaan
    • De spijbelende klimaatscholieren zijn voor de tweede donderdag op rij in Brussel de straat opgegaan. Ze demonstreren voor een beter klimaat. De Brusselse politie meldt dat maar liefst 12.500 jongeren deelnemen aan de betoging. Dat is een veelvoud van de 3.000 deelnemers vorige week. [1] 
    • ‘Opa’ Eddy (62) betoogt mee tussen massa klimaatscholieren: “Ik heb hier niemand van mijn leeftijd gezien” [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen