• klie·de·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kliederig kliederiger kliederigst
verbogen kliederige kliederigere kliederigste
partitief kliederigs kliederigers -

kliederig

  1. heel slordig met een hoop bijkomende rotzooi
    • De kliederige schilderingen van de kinderen worden door de grootouders luidruchtig bewonderd, maar de moeder was nog dagen bezig om de vlekken uit het tapijt te krijgen. 
    • Ondanks de transformatie van cabaret-act naar een serieuzere, meer tekstgerichte theatergroep heeft de groep zijn unieke signatuur behouden: smerig, luidruchtig, gewelddadig en kliederig. Als eresaluut hergebruikt Anna Schoen een Chaplin-achtige scène uit de eerste voorstelling: ze slaat koffiebonen op de vloer fijn met een hamer, zuigt ze op met een stofzuiger en zet koffie met de volle stofzuigerzak als filter.[1] 
94 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Wilfred Takken 14 oktober 2008
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be