• kleur·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord kleursel kleursels
verkleinwoord

het kleurselo

  1. stof waarmee je iets een bepaalde kleur kan geven
    • ”Samen bouwen aan uw kaas”, is een slogan van CZ Rouveen. In principe kan elke kaas -in een minimumhoeveelheid van 1000 kilo- worden samengesteld uit reeksen van melk- en vetsoorten, vetgehaltes en hulpstoffen zoals zuursel, stremsel, kleursel, conserveringsmiddel of een eigen inbreng. [2] 
    • Wanneer je geen enkel middel op je hoofd doet,’ zei hij bij zichzelf, ‘geen vet, geen plaksel, geen kleursel, geen bleekmiddel, geen haarpoeder en geen reukwater in je haar doet, dan heb je op de anderen een grote voorsprong. De onwetenden zijn voor de kaalhoofdigheid een gemakkelijk te bemachtigen prooi. [3]
82 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]