• klef·fig
  • afleiding van klef met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kleffig kleffiger kleffigst
verbogen kleffige kleffigere kleffigste
partitief kleffigs kleffigers -

kleffig [1]

  1. door vocht plakkerig
  2. op een onprettige manier te intiem of emotioneel
    • Doorgelekt menstruatiebloed is samen met baby’s baren een soort kleffig taboe: daarover spreek of schrijf je niet want dan stel je je aan. Terwijl, zegt Moran, bloed in vechtfilms bijvoorbeeld rijkelijk sproeit. En dan vindt niemand het vies. [2] 
    • Mensen die vreselijk graag seks willen, gaan liegen denkt Steven Soderbergh. Maar ze willen niet liegen. In zijn film sex, lies and videotape wil iedereen seks, liegt iedereen, maar slechts één personage weet iets met zijn verlangen en leugens te beginnen. Van dat vermogen wordt hij genezen. “Wanneer hij moet spelen dat hij door de bocht gaat, en Liefde wil, is de film ook ineens slecht geacteerd en kleffig.” [3] 
84 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]