• klef·fe·rig
  • afleiding van klef met het achtervoegsel -erig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen klefferig klefferiger klefferigst
verbogen klefferige klefferigere klefferigste
partitief klefferigs klefferigers -

klefferig [1]

  1. plakkerig, zacht en vochtig
    • Oei, wat een moeilijke vraag zo zonder uw recept te kennen. Ik kan alleen een paar dingen in het algemeen zeggen. Melk en boter maken het deeg zachter en kleffer, dus minder droog. Misschien moet u meer een soort brioche-deeg maken als u zachter brood wilt. Van sommige ervaren bakkers hoor ik: een theelepeltje smakeloze honing (zodat die niet overheerst) houdt het brood ook zachter. [2] 
  2. op een onprettige manier te intiem of emotioneel
    • Het wordt kleffer en kinderachtiger. De oorlogjes worden nu per brief uitgevochten. Cruijff spreekt van een boek. En aan lezen heeft hij een hekel. [3] 
    • Van der Kooy liet het instrument van Sauer fluisteren. Uiterst behendig ging het van Dunkel zum Licht, zonder klefferig gedoe. [4] 
72 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marjoleine de Vos 17 december 2011 vraag het de thuiskok
  3. NRC Hugo Camps 28 oktober 2011 Neutronenbom
  4. Reformatorisch Dagblad A. M. Alblas 17-12-2007 ”Stille nacht” in het Orgelpark
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be