• kit·te·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord kittelaar kittelaars
verkleinwoord kittelaartje kittelaartjes

de kittelaarm

  1. (anatomie) (seksualiteit) uiterst gevoelig gedeelte van het uitwendig geslachtsorgaan van de vrouw dat zich direct boven de vaginaopening bevindt, clitoris
  2. iemand die kittelt
84 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]