kienen
- kie·nen
- In de betekenis van ‘het kienspel spelen’ voor het eerst aangetroffen in 1846 [1]
- afgeleid van kien met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kienen |
kiende |
gekiend |
zwak -d | volledig |
- onovergankelijk het kienspel spelen
- Het woord kienen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kienen" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kienen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kienen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be