kienspaan
- kien·spaan
- samenstelling van kien, (afgeleid van het Middelnederlandse kên, (pijnhout, pijnhars)) en spaan [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kienspaan | kienspanen |
verkleinwoord | kienspaantje | kienspaantjes |
- (huishouden) (geschiedenis) spaantje van kienhout of veenhout als ontstekings- of verlichtingsmiddel
- Het woord 'kienspaan' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.