kezen
- ke·zen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kezen |
keesde |
gekeesd |
zwak -d | volledig |
kezen [3]
- inergatief (vulgair) (dysfemisme) (seksualiteit) vrijen, neuken, geslachtsgemeenschap hebben
de kezen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kees
- Het woord kezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kezen" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "kezen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kezen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be