Nederlands

 
keukenpersoneel
Uitspraak
Woordafbreking
  • keu·ken·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord keukenpersoneel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het keukenpersoneelo

  1. mensen die in loondienst in een keuken werken
     Door oververhitting ontstond er rookontwikkeling en sloeg de vlam in de pan. Maar door snel ingrijpen van het keukenpersoneel werd erger voorkomen. Met blusdekens werden de vlammen in de kiem gesmoord. De brandweer van Ootmarsum was snel ter plaatse voor controle en verdere afwerking.[2]
     Over de eet- en drinkgewoontes van de huidige generatie Oranjes laat de sluier zich niet gemakkelijk oplichten, merkte Anne Scheepmaker drie jaar geleden bij de productie van haar boek Eten met de Oranjes. De koks en het keukenpersoneel aan het hof hebben moeten zweren geen kruimel informatie over de paleismuren te gooien.[3]
Hyponiemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Brand in keuken Ootmarsums hotel De Wiemsel in de kiem gesmoord” (12-08-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron “Schraalhans paleiskeukenmeester” (29/01/2010), HP de Tijd