Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keu·ken·ap·pa·ra·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord keukenapparatuur
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de keukenapparatuurv

  1. (kookkunst) de verzameling van alle keukenapparaten die in een keuken aanwezig zijn
    • De moderne keuken heeft een compleet machinepark aan keukenapparatuur. 

Gangbaarheid