Nederlands

 
verlichting ter versiering in de kersttijd
Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·ver·lich·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstverlichting kerstverlichtingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kerstverlichtingv

  1. (kerst) verlichting die dient als versiering in de kersttijd
    • „We zijn in staat van een merkwaardige verbijstering”, zegt acteur en mede-oprichter Matthias de Koning van Maatschappij Discordia. In de nacht van 30 op 31 december brandde de opslagloods van de theatergezelschappen Discordia en ’t Barre Land in het Noord-Hollandse Benningbroek geheel af. De oorzaak van de brand is kortsluiting in de kerstverlichting op het balkon van een nabijgelegen woonboerderij. De Koning: „Omdat er in de loods asbest was gebruikt, mocht niemand erbij en konden we zelfs niet eens wat laatste spullen redden.” [2] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Kester Freriks 3 januari 2017