Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·ver·haal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstverhaal kerstverhalen
verkleinwoord kerstverhaaltje kerstverhaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het kerstverhaalo

  1. (kerst) beschrijving van de geboorte van Jezus Christus, zoals in het Nieuwe Testament (Luc. 2:1-20, Matt. 1:18-25)
    • Met kerst hebben we het over het kerstverhaal, niet over de kerstman en lekker eten. 
  2. (kerst) vertelling die zich in de kersttijd afspeelt
    • Ebenezer Scrooge is de hoofdpersoon uit het kerstverhaal van Dickens. 
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid