kavana
- ka·va·na
- Herkomst: Hebreeuws, letterlijk: 'gerichtheid (van het hart)' [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kavana | kavanot |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) toewijding bij godsdienstige handelingen
- Het woord 'kavana' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.