Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kauw·den fijn
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
fijnkauwen

kauwden (…) fijn

  1. meervoud verleden tijd van fijnkauwen
    • Wij kauwden fijn. 
    • Jullie kauwden fijn. 
    • Zij kauwden fijn. 

Gangbaarheid