kattepierig
- Geluid: kattepierig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌkɑtəˈpirəx / (4 lettergrepen)
- kat·te·pie·rig
- van kattenpier met het achtervoegsel -ig, in het West-Vlaams
kattepierig
- humeurig,[1] slecht gestemd zijn, nukkig, kribbig, nors, kwalijk gezind [2]
- bleekjes, ongezond [3][4]
- Ze zaag ter mo kattepierig eut.
- loops, krols [2]
- Het woord 'kattepierig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.