karveel
- kar·veel
- Leenwoord uit het Frans of Portugees, in de betekenis van ‘schip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1533 [1] [2] [3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karveel | karveels karvelen |
verkleinwoord | karveeltje | karveeltjes |
de karveel v / m, het karveel o [5]
- (scheepvaart) gladboordig gebouwd (relatief) snel zeilschip uit Spanje en Portugal
- Het woord karveel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "karveel" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "karveel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ karveel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ karveel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be