• ka·raïe·ten, ka·ra·ieten

de karaïetenv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) joodse groepering, vooral van de 8ste tot 12de eeuw, maar nog steeds bestaand, die zich alleen baseert op de schriftelijke leer, dat wil zeggen op de Tenach (OT), dus niet op de Talmoedische, rabbijnse traditie