Rijnkanalisatie bij Hagestein
  • ka·na·li·sa·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord kanalisatie kanalisaties
verkleinwoord - -

de kanalisatiev

  1. het kanaliseren
  2. (scheepvaart) de aanleg van kanalen in een bepaalde landstreek
  3. (waterbeheer) de omzetting van rivieren in kanalen t.b.v. de scheepvaart en/of de waterhuishouding
  1.   Voor het gebied onzer Kamer belangrijke gebeurtenissen wil ik U in herinnering brengen de opening van de stuwbrug over de Maas bij Grave op 5 October en het gereedkomen van de Maas kanalisatie van Maasbracht tot Grave, door het in gebruik stellen van de stuw te Sambeek enkele weken later. Reeds in de enkele maanden, dat de brug bij Grave dienst doet, is reeds eene belangrijke toename van het verkeer per as tusschen ons district en Noord- Brabant waarneembaar[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    J. van Engelenburg
    Nieuwjaarsreceptie voorzitter KVK (14 januari 1930) in: De Tijd  , jrg. 85 nr. 25220, 5 kol. 1