kamergeleerde
- ka·mer·ge·leer·de
- samenstelling van kamer en geleerde
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamergeleerde | kamergeleerden |
verkleinwoord |
de kamergeleerde m
- (wetenschap) een theoreticus, iemand die zeer geleerd is maar niets van de praktijk weet
- De kamergeleerde kon je alles vertellen over differentiaalvergelijkingen maar een eitje bakken kon hij niet.
- De Grote Russische wiskundige en kamergeleerde Gregori Perelman weigert één miljoen dollar van de Clay Mathematic Institute, omdat hij vindt dat zijn Amerikaanse collega Richard Hamilton de prijs verdiend heeft.
- Het woord kamergeleerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.