kalt/verbuiging

Stellende trap

Sterke verbuiging (zonder lidwoord)

	enkelvoud						meervoud
Naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord
nominatief	—	kalter	—	kalte	—	kaltes	—	kalte
genitief	—	kalten	—	kalter	—	kalten	—	kalter
datief	—	kaltem	—	kalter	—	kaltem	—	kalten
accusatief	—	kalten	—	kalte	—	kaltes	—	kalte

Zwakke verbuiging (met bepaald lidwoord)

	enkelvoud						meervoud
naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	nammwoord
nominatief	der	kalte	die	kalte	das	kalte	die	kalten
genitief	des	kalten	der	kalten	des	kalten	der	kalten
datief	dem	kalten	der	kalten	dem	kalten	den	kalten
accusatief	den	kalten	die	kalte	das	kalte	die	kalten

Gemengde verbuiging (na ein, kein etc.)

	enkelvoud						meervoud
naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord
nominatief	ein	kalter	eine	kalte	ein	kaltes	(keine)	kalten
genitief	eines	kalten	einer	kalten	eines	kalten	(keiner)	kalten
datief	einem	kalten	einer	kalten	einem	kalten	(keinen)	kalten
accusatief	einen	kalten	eine	kalte	ein	kaltes	(keine)	kalten

Vergrotende trap

Sterke verbuiging (zonder lidwoord)

	enkelvoud						meervoud
naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord
nominatief	—	kälterer	—	kältere	—	kälteres	—	kältere
genitief	—	kälteren	—	kälterer	—	kälteren	—	kälterer
datief	—	kälterem	—	kälterer	—	kälterem	—	kälteren
accusatief	—	kälteren	—	kältere	—	kälteres	—	kältere

Zwakke verbuiging (na bepaald lidwoord)

	enkelvoud						meervoud
naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord
nominatief	der	kältere	die	kältere	das	kältere	die	kälteren
genitief	des	kälteren	der	kälteren	des	kälteren	der	kälteren
datief	dem	kälteren	der	kälteren	dem	kälteren	den	kälteren
accusatief	den	kälteren	die	kältere	das	kältere	die	kälteren

Gemengde verbuiging (na ein, kein etc.)

	enkelvoud						meervoud
naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord
nominatief	ein	kälterer	eine	kältere	ein	kälteres	(keine)	kälteren
genitief	eines	kälteren	einer	kälteren	eines	kälteren	(keiner)	kälteren
datief	einem	kälteren	einer	kälteren	einem	kälteren	(keinen)	kälteren
accusatief	einen	kälteren	eine	kältere	ein	kälteres	(keine)	kälteren

Overtreffende trap

Sterke verbuiging (zonder lidwoord)

	enkelvoud						meervoud
naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord
nominatief	—	kältester	—	kälteste	—	kältestes	—	kälteste
genitief	—	kältesten	—	kältester	—	kältesten	—	kältester
datief	—	kältestem	—	kältester	—	kältestem	—	kältesten
accusatief	—	kältesten	—	kälteste	—	kältestes	—	kälteste

Zwakke verbuiging (na bepaald lidwoord)

	enkelvoud						meervoud
naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord
nominatief	der	kälteste	die	kälteste	das	kälteste	die	kältesten
genitief	des	kältesten	der	kältesten	des	kältesten	der	kältesten
datief	dem	kältesten	der	kältesten	dem	kältesten	den	kältesten
accusatief	den	kältesten	die	kälteste	das	kälteste	die	kältesten

Gemengde verbuiging (na ein, kein etc.)

	enkelvoud						meervoud
naamval	mannelijk		vrouwelijk		onzijdig		alle geslachten
	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord	lidwoord	naamwoord
nominatief	ein	kältester	eine	kälteste	ein	kältestes	(keine)	kältesten
genitief	eines	kältesten	einer	kältesten	eines	kältesten	(keiner)	kältesten
datief	einem	kältesten	einer	kältesten	einem	kältesten	(keinen)	kältesten
accusatief	einen	kältesten	eine	kälteste	ein	kältestes	(keine)	kältesten