• kaar·de
enkelvoud meervoud
naamwoord kaarde kaarden
verkleinwoord - -

de kaardev / m

  1. handgreep waaraan uitstekende naalden zijn bevestigd om daarmee de afgeschoren lange haren van dieren als schapen zo glad te strijken dat er draad van kan worden gesponnen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

vervoeging van
kaarden

kaarde

  1. aanvoegende wijs van kaarden
36 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be