kaakbot
  • kaak·bot
enkelvoud meervoud
naamwoord kaakbot kaakbotten
verkleinwoord

het kaakboto

  1. (anatomie) bot waar tanden en kiezen aan vastzitten
    • Kauw je ergens op dan verdelen de tandwortels de druk op onze tanden over het kaakbot. Het bot en de kaak blijven daardoor groot en sterk. [1] 
    • Het onderzoeksteam analyseerde sporen op een prehistorisch kaakbot. Het bot vertoonde dezelfde inkervingen als de botten van dieren die door de moderne mens zijn geslacht. Volgens Rozzi at de moderne mens het vlees van Neanderthalers, hield hij de schedel als trofee en maakte van de tanden een ketting. [2] 
    • Uw tandarts heeft u in verband met ernstige parodontitis (ontstekingen van het tandvlees en het kaakbot waardoor de tanden en kiezen los kunnen gaan staan) doorverwezen naar een tandarts die is gespecialiseerd in tandvleesbehandelingen, een tandarts-parodontoloog. [3] 
96 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]