Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ju·do·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord judoband judobanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de judobandm

  1. (sport) band waarvan de kleur aangeeft hoe sterk de judoër is
     Met de opening van de Ruskahal kunnen de plannen van de Nederlandse judoband gestalte krijgen. De bond wil dat alle Nederlandse topjudoka's op Papendal gaan trainen, ook al zijn er enkelen waarvoor de regels niet zo streng zijn.[1]
     Het beeld staat vlakbij de plek in de Utrechtse volksbuurt Wijk C waar Geesink in 1934 werd geboren. Vanmorgen waren er een tiental bossen bloemen en één bruine judoband neergelegd.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Nederlands topjudo voortaan in Ruskahal” (Woensdag 8 maart 2017, 19:18), NOS
  2.   Weblink bron “Afscheid van Anton Geesink in sportschool” (Dinsdag 31 augustus 2010, 10:39), NOS