joop
- joop
- van Oudsaksisch hiopo "rozenbottel" [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | joop | jopen |
verkleinwoord |
- [1] haagappel
- Het woord joop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "joop" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ joop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be