• jobs·tij·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord jobstijding jobstijdingen
verkleinwoord

de jobstijdingv

  1. een boodschap van slechte aard
    • De dokter kwam met de jobstijding dat de patiënt niet lang meer te leven had. 
64 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be