• job·be
  •  job ww  met de uitgang -e
vervoeging van
jobben

jobbe

  1. aanvoegende wijs van jobben


  • job·be
  • [1] Afkomstig van het woord jobb.
  • [2] Afkomstig van het woord jobber.
Naar frequentie 684
vervoeging
onbepaalde wijs jobbe
tegenwoordige tijd jobber
verleden tijd jobbet
jobba
voltooid
deelwoord
jobbet
jobba
onvoltooid
deelwoord
jobbende
lijdende vorm jobbes
gebiedende wijs jobb
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

jobbe

  1. onovergankelijk werken
    «Jeg jobber hardt for pengene.»
    Ik werk hard voor het geld.
  2. onovergankelijk speculeren
  • [2]: jobbe i aksjer
in aandelen speculeren



  • job·be
  • [1] Afkomstig van het woord jobb.
  • [2] Afkomstig van het woord jobber.
vervoeging
onbepaalde wijs jobbe
jobba
tegenwoordige tijd jobbar
verleden tijd jobba
voltooid
deelwoord
jobba
onvoltooid
deelwoord
jobbande
lijdende vorm jobbast
(bijvorm): jobbas
gebiedende wijs jobb
jobbe
jobba
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

jobbe

  1. onovergankelijk werken
    «Jeg jobber hardt for pengane.»
    Ik werk hard voor het geld.
  2. onovergankelijk speculeren
  • [2] jobbe i aksjar
in aandelen speculeren