jizkor
- jiz·kor
- via Jizkor en van Hebreeuws יִזְכֹּר ww (Jizkor) "moge Hij gedenken (de ziel van ?)", het beginwoord van dit gebed; als soortnaam voor een exemplaar of een bepaalde voordracht van het gebed geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.P * [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jizkor | jizkoriem jizkors |
verkleinwoord | - | - |
het jizkor o
- (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) gebed ter herdenking van een dode, voorkomend in de ochtenddienst van verschillende feestdagen na de Toralezing
- De naam van het gebed wordt als eigennaam met een hoofdletter geschreven en kan alleen in het enkelvoud voorkomen. Bij een exemplaar of een bepaalde voordracht van het gebed gaat het om soortnaam die wel in het meervoud kan voorkomen, deze wordt met een kleine letter geschreven.
- Het woord 'jizkor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.