• IPA: /jɛvɪt sɛ/
  • je·vit se
  • Samenstelling van het werkwoord jevit en het voornaamwoord se

jevit se imperfectief  wederkerend    

  1. verschijnen, te voorschijn komen
    «Tu a tam se jevily stopy po zbylých zvířatech.»
    Hier en daar verschenen sporen van de overgebleven dieren.
  2. overkomen, schijnen
    «Alena se nám vždycky jevila jako čestný člověk.»
    Alena kwam altijd over als een eervol mens.