Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jeugd·rech·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jeugdrechter jeugdrechters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de jeugdrechterm

  1. (juridisch) (beroep) rechter betreffende het jeugdrecht
    • Een 91-jarige Duitse vrouw is aangeklaagd voor betrokkenheid bij de dood van meer dan 260.000 mensen in het vernietigingskamp Auschwitz. De vrouw werkte in 1944 enkele maanden als radiotelegrafiste in het kamp en heeft daardoor volgens het Openbaar Ministerie in Kiel meegeholpen aan de systematische moord op joden. De aanklager liet vanmiddag weten dat er voldoende bewijzen zijn verzameld voor de schuld van de vrouw. De vrouw, wier identiteit niet bekend werd gemaakt, was nog minderjarig in 1944. Ze zal daarom voor de jeugdrechter verschijnen. Wanneer het proces zal beginnen, moet nog worden beslist.[1] 
    • Hij is met zijn enorme borstkas de grootste reus van het hele Nederlandse gezelschap in Rio. Of hij goedmoedig is, valt lastig vast te stellen. Hij was door huiselijke problemen tussen vader en moeder een lastige jongen in zijn jonge jaren. Hij kwam in aanraking met de jeugdrechter. Meyer richtte zich op geestelijke ontwikkeling, zegt op zijn website dat hij 'God(liefde)' leerde kennen en keerde terug in de dojo.[2]  

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC 22 september 2015
  2. Volkskrant John Volkers 12 augustus 2016