• jan·sa·lie·geest
enkelvoud meervoud
naamwoord jansaliegeest -
verkleinwoord - -

de jansaliegeestm

  1. lamlendige houding
    • Hij verwacht van de burgers niet anders dan een jansaliegeest. 
     Zo bespeurt het IMF in een rapport bij de grootste duizend wereldbedrijven een soort renteniersmentaliteit die Nederlanders met historische kennis zal doen denken aan de jansaliegeest uit de negentiende eeuw. Vele wereldconcerns blijken de verleiding niet te kunnen weerstaan om wat achterover te leunen, want alleen al door hun omvang kunnen ze hogere marges afdwingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. jansaliegeest op website: Etymologiebank.nl