• jak·ke
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naaamwoord Jacke
Naar frequentie
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   jakke     jakken     jakker     jakkerne  

jakke g

  1. (kleding) colbert, jas


  • jak·ke
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naaamwoord Jacke
Naar frequentie
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   jakke     m: jakken
v: jakka  
  jakker     jakkene  
genitief   jakkes     m: jakkens
v: jakkas  
  jakkers     jakkenes  

jakke m / v

  1. (kleding) colbert, jas
    «Politiet beskriver gjerningsmannen som 165 cm høy, hvit i huden og iført sort lue og mørk jakke
    De politie beschrijft de dader als 165 cm lang en met een lichte huidskleur; hij droeg een zwarte muts en een donkere jas.
  • gå i bukse og jakke
in broek en jas gaan


  • jak·ke
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naaamwoord Jacke
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   jakke     jakka     jakker     jakkene  

jakke v

  1. (kleding) colbert, jas
  • jakke og slips
jas en das
  • gå i bukse og jakke
in broek en jas gaan