• jacht·worst
enkelvoud meervoud
naamwoord jachtworst jachtworsten
verkleinwoord jachtworstje jachtworstjes

de jachtworstv / m

  1. worst gemaakt van wild
     Hij heeft zoute jachtworst ingepakt en nog een paar van de halfdroge broodjes van het tankstation, die hij moet hebben meegenomen van het feest.[1]