Nederlands

 
vliegende jabiroe
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • ja·bi·roe
enkelvoud meervoud
naamwoord jabiroe jabiroes
verkleinwoord jabiroetje jabiroetjes

Zelfstandig naamwoord

jabiroe

  1. (ooievaarachtigen) Jabiru mycteria   de enige soort in zijn geslacht. De naam komt uit een Tupi–Guaraní taal en betekent "gezwollen nek"
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie