Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaar·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jaarling jaarlingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de jaarlingm

  1. een dier dat een jaar oud is
    • Bert Hesse van Das & Boom, de stichting die zich inzet voor behoud van een gezonde dassenpopulatie: "In Zuid-Limburg waar veel dassen leven, worden ze wel eens in woonwijken gesignaleerd. Maar in de Achterhoek komt dat niet veel voor. Het gaat vrijwel zeker om een jaarling die eerder in de buurt van Winterswijk is uitgezet. [2] 
    • Duivenmaatschappij 'De gekroonde duif' uit Kasterlee zette de kampioenen op de halve fond in de bloemen. De beste met de oude duiven was Julien Heyns, met de jaarlingen en de jonge duiven Fons Leysen. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen