jaagpaard voor een trekschuit
  • jaag·paard
enkelvoud meervoud
naamwoord jaagpaard jaagpaarden
verkleinwoord

het jaagpaardo

  1. paard dat een trekschuit voortbeweegt
     Begin twintigste eeuw gebeurde er veel. Trekschuiten met jaagpaarden maakten plaats voor treinverbindingen, stoomgemalen namen de plek in van molens.[2]
55 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Hollandse taferelen, binnen en buiten” (31 mrt. 2015), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be