jaagbaar
- jaag·baar
- Naamwoord van handeling van jagen met het achtervoegsel -baar.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | jaagbaar | jaagbaarder | jaagbaarst |
verbogen | jaagbare | jaagbaardere | jaagbaarste |
partitief | jaagbaars | jaagbaarders | - |
jaagbaar
- (jachttaal) waarop gejaagd mag worden
- Hij heeft een jaagbaar hert geschoten.
- Het woord 'jaagbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.