isotoon
- iso·toon
- In de betekenis van ‘van gelijke spanning’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- van het Griekse 'tonos' (spanning) met het voorvoegsel iso- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | isotoon | isotoner | isotoonst |
verbogen | isotone | isotonere | isotoonste |
partitief | isotoons | isotoners | - |
isotoon
- van gelijke spanning of osmotische druk
- Het woord isotoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "isotoon" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "isotoon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ isotoon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be