inzetbaar
- in·zet·baar
- Naamwoord van handeling van inzetten met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inzetbaar | inzetbaarder | inzetbaarst |
verbogen | inzetbare | inzetbaardere | inzetbaarste |
partitief | inzetbaars | inzetbaarders | - |
inzetbaar
- klaar zijn voor gebruik
- Het best inzetbare personeel hoeft niet voor zijn baan te vrezen.
- Het woord inzetbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inzetbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be