• in·za·me·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inzamelen
zamelde in
ingezameld
zwak -d volledig

inzamelen

  1. bijeenbrengen
    • De ingezamelde som verbaasde iedereen. 
     De engel van de toekomst was het Pakistaanse meisje Malala, die mij uit mijn bevoorrechte bubbel wakker schudde om meer naar de problemen van andere mensen te kijken. Het haalde het gevoel in mij naar boven dat ik ook anderen wilde helpen, waardoor ik geld ging inzamelen voor haar stichting.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be