inwinnen
- in·win·nen
- samenstelling van in en winnen
inwinnen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inwinnen |
won in |
ingewonnen |
klasse 3 | volledig |
- verzamelen van met name informatie en advies
- B. werd maandag veroordeeld tot één jaar cel voor het inwinnen van informatie om explosieven te maken. [2]
- De Europese Commissie gaat meer wetenschappelijk advies inwinnen bij de lidstaten over maatschappelijke thema’s die leven. Daarvoor wordt een groep van zeven onafhankelijke wetenschappers ingesteld. Deze groep kan zelf onderwerpen op de Brusselse agenda zetten, in samenspraak met de diverse academies in de 28 lidstaten. [3]
- verkrijgen van wat eerst verloren is gegaan
- [1] vragen, verkrijgen
- [2] terugwinnen
1. verzamelen met name in informatie
- Het woord inwinnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inwinnen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Floortje Rawee 24 juni 2016
- ↑ NRC 15 mei 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be