inventief
- in·ven·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vindingrijk’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- afgeleid van inventie met het achtervoegsel -ief
- afgeleid van het Franse inventif of daarvoor van het Latijn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inventief | inventiever | inventiefst |
verbogen | inventieve | inventievere | inventiefste |
partitief | inventiefs | inventievers | - |
inventief
- vindingrijk
- ▸ Mijn buddy England had ik al maanden niet meer gezien, maar ik dacht nog vaak aan de inventieve manier waarop hij zijn leven thuis had ingericht.[2]
- Het woord inventief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inventief" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "inventief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be